In de Tweede Wereldoorlog werd het dorp, waar mijn vader woonde, zwaar getroffen door een bombardement. Mijn vader was zeventien jaar en kon samen met zijn ouders, zus en broer op een veilige plaats schuilen. Hun huis en dat van alle buren was platgebombardeerd, net zoals de rest van het dorp. Op die dag vonden 184 mensen de dood en er waren veel gewonden. Veel mensen raakten een arm of een been kwijt, of hadden andere verwondingen.
Mijn vader en de meeste van zijn familieleden hadden geluk en overleefden het bombardement. Ze werden geëvacueerd en later, tijdens de wederopbouw, woonde het gezin van mijn vader in een noodwoning, totdat hun nieuwgebouwde huis klaar was. Het normale leven werd weer opgepakt. Er was veel verdriet, maar de mensen die het bombardement overleefd hadden, waren blij dat ze nog leefden. En als er zich iets voordeed werd dat onderling ook tegen elkaar gezegd: wees maar blij dat je nog leeft.
Tijdens de oorlog vielen er 225 doden in dit dorp, wat 10% van de bevolking was. Later werd er een monument bij het massagraf geplaatst en ieder jaar werden op de datum dat het bombardement plaatsgevonden had, de slachtoffers herdacht. Ik weet niet of mijn vader ooit naar die herdenking geweest is. Misschien in het begin wel, maar tijdens de vierenvijftig jaar dat ik leef, kan ik me dat niet herinneren. Hij was ook van mening dat je iets niet steeds moest oprakelen.
Een jaar of twintig geleden was er in het dorpshuis een tentoonstelling over de oorlog. Mijn ouders gingen daar naartoe. Mijn moeder kwam niet van hier en toen ze hier in 1953 terecht kwam, had ze zich verbaasd over de hoeveelheid gehandicapte mensen die het dorp rijk was. Ook in de familie van mijn vader was een gezin, waarvan de kinderen geraakt geweest waren door granaatscherven en hierbij ledematen verloren hadden. Mijn moeder hoorde jarenlang de verhalen en ik denk dat ze uit nieuwsgierigheid naar die tentoonstelling wilde. En ik denk ook dat mijn vader op aandringen van haar meeging. Voor mijn vader is het zien van de foto's op de tentoonstelling een behoorlijke schok geweest, vooral omdat hij in de loop der jaren zoveel mensen, die in de oorlog overleden waren, vergeten was. Nooit, maar echt nooit meer zou hij nog naar een tentoonstelling als deze toegaan.
Drieënzeventig jaar na het bombardement belde ik 's avonds op een koude, kille avond naar mijn ouders. Ik kreeg mijn vader aan de lijn en ik moest hem vertellen dat zijn jongste kleinkind overleden was. In de weken en maanden die volgden had mijn vader niet alleen verdriet om zijn kleinzoon, maar er werd weer een oude wond geopend. Mijn vader was tijdens het bombardement zeventien jaar geweest en hij had dit overleefd. Jus was ook zeventien en had niet het geluk gehad om verder te mogen leven. Er kwam weer veel oud pijn naar boven. We hebben de afgelopen drie jaar heel veel over Jus gepraat, omdat ik dat wilde, omdat mijn ouders dat wilden. Mijn vader begreep ook dat juist praten goed was en dat voor mij altijd de behoefte zou blijven bestaan om over Jus te willen blijven praten. Dat oprakelen, waar hij het altijd over had gehad, ging voor mij niet op. Mijn generatie gaat namelijk anders met verdriet om.
Op 1 april jongsleden bleek mijn vader het coronavirus te hebben. Hij moest twee weken in quarantaine en omdat hij daarna nog steeds een loopneus had, werd dit met nog een week verlengd. Het waren drie lange en eenzame weken. Mijn vader kon televisiekijken en de krant lezen en het contact met zijn naasten bestond uit telefoneren en verder had hij heel veel tijd om na te denken. De verzorging mocht alleen in beschermende kleding naar binnen en tijdens de verzorging was er wel tijd voor een praatje, maar daar buitenom niet. Ze deden hun best om het zo aangenaam mogelijk voor mijn vader te maken.
In het verpleeghuis is één verzorgende waarmee mijn vader het niet goed mee kan vinden. Al vanaf het begin dat mijn vader in maart 2019 in het verpleeghuis kwam wonen, verliep het tussen die twee behoorlijk stroef. Eerlijk gezegd verbaasde me dat steeds, want mijn vader is een lieve man die niet vervelend doet. Maar goed, de ene persoon kan je meer liggen dan de andere, dat hebben we allemaal weleens. Tijdens de quarantaine werd iedere dag aan mijn vader gevraagd wat hij wilde eten, maar op een dag kwam die ene verzorgende met een maaltijd binnen, zonder het hem gevraagd te hebben. "Mag ik nou ook al niet meer zelf beslissen wat ik ga eten? Er is me al zoveel afgenomen" had mijn vader opgemerkt, waarop die verzorgende gezegd had dat hij blij mocht zijn dat hij nog leefde!
Pas twee weken later vertelde mijn vader me over dit voorval. Die opmerking had hem behoorlijk pijn gedaan en opeens was hij weer terug in 1944 geweest. Hij was weer uit zijn schuilplaats gekomen en moest over het puin en de doden zijn weg zien te vinden. Hij leefde nog en hij moest daar blij om zijn. Veel anderen hadden het bombardement niet overleefd.
Een verzorgende die zo'n opmerking maakt, heeft naar mijn idee het verkeerde vak gekozen. En of je iemand nou mag of niet, een opmerking als deze kan gewoon niet. Ik heb een e-mail naar de contactverzorgende van mijn vader gestuurd, waarin ik uitgelegd heb wat er voorgevallen was en dat ik wil dat er excuses aan mijn vader aangeboden wordt. De contactverzorgende heeft daarop gelijk een gesprek met mijn vader gehad en er zal een gesprek tussen die ene verzorgende en mijn vader komen. Hopelijk kunnen ze het op een goede manier uitpraten en zal het daarna ook beter tussen die twee gaan.
Ik kom uit een generatie die gelukkig de oorlog niet meegemaakt heeft. Mijn vader was achttien en mijn moeder was elf toen er in 1945 een einde aan de oorlog kwam. Ze hebben altijd over de oorlog verteld, maar ze hebben ook veel dingen bewust of onbewust achter zich gelaten. En soms, soms gebeurt er iets waardoor een oude wond weer opengaat.
Mijn vader en de meeste van zijn familieleden hadden geluk en overleefden het bombardement. Ze werden geëvacueerd en later, tijdens de wederopbouw, woonde het gezin van mijn vader in een noodwoning, totdat hun nieuwgebouwde huis klaar was. Het normale leven werd weer opgepakt. Er was veel verdriet, maar de mensen die het bombardement overleefd hadden, waren blij dat ze nog leefden. En als er zich iets voordeed werd dat onderling ook tegen elkaar gezegd: wees maar blij dat je nog leeft.
Tijdens de oorlog vielen er 225 doden in dit dorp, wat 10% van de bevolking was. Later werd er een monument bij het massagraf geplaatst en ieder jaar werden op de datum dat het bombardement plaatsgevonden had, de slachtoffers herdacht. Ik weet niet of mijn vader ooit naar die herdenking geweest is. Misschien in het begin wel, maar tijdens de vierenvijftig jaar dat ik leef, kan ik me dat niet herinneren. Hij was ook van mening dat je iets niet steeds moest oprakelen.
Een jaar of twintig geleden was er in het dorpshuis een tentoonstelling over de oorlog. Mijn ouders gingen daar naartoe. Mijn moeder kwam niet van hier en toen ze hier in 1953 terecht kwam, had ze zich verbaasd over de hoeveelheid gehandicapte mensen die het dorp rijk was. Ook in de familie van mijn vader was een gezin, waarvan de kinderen geraakt geweest waren door granaatscherven en hierbij ledematen verloren hadden. Mijn moeder hoorde jarenlang de verhalen en ik denk dat ze uit nieuwsgierigheid naar die tentoonstelling wilde. En ik denk ook dat mijn vader op aandringen van haar meeging. Voor mijn vader is het zien van de foto's op de tentoonstelling een behoorlijke schok geweest, vooral omdat hij in de loop der jaren zoveel mensen, die in de oorlog overleden waren, vergeten was. Nooit, maar echt nooit meer zou hij nog naar een tentoonstelling als deze toegaan.
Drieënzeventig jaar na het bombardement belde ik 's avonds op een koude, kille avond naar mijn ouders. Ik kreeg mijn vader aan de lijn en ik moest hem vertellen dat zijn jongste kleinkind overleden was. In de weken en maanden die volgden had mijn vader niet alleen verdriet om zijn kleinzoon, maar er werd weer een oude wond geopend. Mijn vader was tijdens het bombardement zeventien jaar geweest en hij had dit overleefd. Jus was ook zeventien en had niet het geluk gehad om verder te mogen leven. Er kwam weer veel oud pijn naar boven. We hebben de afgelopen drie jaar heel veel over Jus gepraat, omdat ik dat wilde, omdat mijn ouders dat wilden. Mijn vader begreep ook dat juist praten goed was en dat voor mij altijd de behoefte zou blijven bestaan om over Jus te willen blijven praten. Dat oprakelen, waar hij het altijd over had gehad, ging voor mij niet op. Mijn generatie gaat namelijk anders met verdriet om.
Op 1 april jongsleden bleek mijn vader het coronavirus te hebben. Hij moest twee weken in quarantaine en omdat hij daarna nog steeds een loopneus had, werd dit met nog een week verlengd. Het waren drie lange en eenzame weken. Mijn vader kon televisiekijken en de krant lezen en het contact met zijn naasten bestond uit telefoneren en verder had hij heel veel tijd om na te denken. De verzorging mocht alleen in beschermende kleding naar binnen en tijdens de verzorging was er wel tijd voor een praatje, maar daar buitenom niet. Ze deden hun best om het zo aangenaam mogelijk voor mijn vader te maken.
In het verpleeghuis is één verzorgende waarmee mijn vader het niet goed mee kan vinden. Al vanaf het begin dat mijn vader in maart 2019 in het verpleeghuis kwam wonen, verliep het tussen die twee behoorlijk stroef. Eerlijk gezegd verbaasde me dat steeds, want mijn vader is een lieve man die niet vervelend doet. Maar goed, de ene persoon kan je meer liggen dan de andere, dat hebben we allemaal weleens. Tijdens de quarantaine werd iedere dag aan mijn vader gevraagd wat hij wilde eten, maar op een dag kwam die ene verzorgende met een maaltijd binnen, zonder het hem gevraagd te hebben. "Mag ik nou ook al niet meer zelf beslissen wat ik ga eten? Er is me al zoveel afgenomen" had mijn vader opgemerkt, waarop die verzorgende gezegd had dat hij blij mocht zijn dat hij nog leefde!
Pas twee weken later vertelde mijn vader me over dit voorval. Die opmerking had hem behoorlijk pijn gedaan en opeens was hij weer terug in 1944 geweest. Hij was weer uit zijn schuilplaats gekomen en moest over het puin en de doden zijn weg zien te vinden. Hij leefde nog en hij moest daar blij om zijn. Veel anderen hadden het bombardement niet overleefd.
Een verzorgende die zo'n opmerking maakt, heeft naar mijn idee het verkeerde vak gekozen. En of je iemand nou mag of niet, een opmerking als deze kan gewoon niet. Ik heb een e-mail naar de contactverzorgende van mijn vader gestuurd, waarin ik uitgelegd heb wat er voorgevallen was en dat ik wil dat er excuses aan mijn vader aangeboden wordt. De contactverzorgende heeft daarop gelijk een gesprek met mijn vader gehad en er zal een gesprek tussen die ene verzorgende en mijn vader komen. Hopelijk kunnen ze het op een goede manier uitpraten en zal het daarna ook beter tussen die twee gaan.
Ik kom uit een generatie die gelukkig de oorlog niet meegemaakt heeft. Mijn vader was achttien en mijn moeder was elf toen er in 1945 een einde aan de oorlog kwam. Ze hebben altijd over de oorlog verteld, maar ze hebben ook veel dingen bewust of onbewust achter zich gelaten. En soms, soms gebeurt er iets waardoor een oude wond weer opengaat.
Ik denk dat dat nog vaker gebeurt dan je denkt, van die oude wond. Hetzelfde geldt voor de mensen die de Ramp hebben meegemaakt
BeantwoordenVerwijderenDat geloof ik goed. Dat merk ik ook aan mezelf: hoe vaak er niet iets gezegd wordt of op televisie is dat me raakt omdat ik daardoor aan mijn overleden zoon denk. En dat geldt misschien nog wel meer voor mensen die de oorlog of de Ramp meegemaakt hebben. Daar wordt nog vaker aandacht aan besteed en is veel over te lezen en te zien.
VerwijderenWat erg voor je vader, zo'n kwetsende opmerking te horen te krijgen. Waarschijnlijk
BeantwoordenVerwijderenvan iemand, die nog nooit iets ingrijpends heeft meegemaakt.Goed, dat je gelijk
hebt gereageerd, een excuus is in dit geval toch wel het minste wat je mag verwachten.Ik vind, dat bij dit werk iemand niet mogen geen rol mag spelen.
Hopelijk kan de situatie wat verbeteren na dit voorval.
Goed weekend!
Groetjes, Betsy
Nee, je moet in dit werk iedereen gelijk en met respect behandelen. De mensen in een zorginstelling zijn allemaal afhankelijk van de zorg en in de ouderenzorg in de laatste fase van hun leven.
VerwijderenHeel veel verzorgenden hebben het hart op de juiste plaats, maar uitzonderingen kunnen altijd. Jammer dat je vader die trof.
BeantwoordenVerwijderenVroeger praatten mensen niet over hun verdriet. Met mijn ouders kon niet gepraat worden over het overlijden van mijn zus, maar tegenwoordig kan en mag dat wel, ik denk een heel belangrijk stapje in het verwerkingsproces.
Deze dagen denk ook ik vaak hoe mensen die oorlog konden overleven?!
Ik denk ook dat praten erg belangrijk is. Een ander hoeft niet eens mee te praten, alleen luisteren is al genoeg.
VerwijderenHoe tactloos en onnadenkend van die verzorgende! Goed dat je het meteen hebt aangepakt.
BeantwoordenVerwijderenDaarnet belde ik nog met mijn vader en eigenlijk bleek er met die verzorgende al meer voorgevallen te zijn. Hij had dat al meerdere keren aan andere verzorgenden doorgegeven, maar dat werd steeds weggewuifd. Doordat ik nu een e-mail gestuurd had, gaat er wel werk van gemaakt worden. Mijn vader ziet wel tegen het gesprek met die bewuste verzorgende op en ik heb tegen hem gezegd dat hij een andere verzorgende of haar leidinggevende erbij moet vragen. Misschien dat er sowieso wel iemand anders bij is, maar als hij het zelf ook nog eens aangeeft dan wordt er hopelijk zeker op gelet.
VerwijderenDe opmerking van de verzorgende is ongepast, het lijkt alsof ze het verkeerde beroep heeft gekozen. Terecht dat je je een mail hebt gestuurd.
BeantwoordenVerwijderenIk denk dat er heel vaak wonden worden open gemaakt, of niet de kans krijgen te dichten. Dat geldt voor de oorlog, voor de watersnoodramp maar ook voor persoonlijke tragedies. Iets in een gesprek, op tv of radio, in de krant, of waar dan ook, kan je persoonlijk raken. Zo zal dat bij jullie ook gebeuren, door iets wat een herinnering aan Jus boven brengt. Ik weet nog goed je verhaal over een vriend die, vorig jaar of zo, eenzelfde jas droeg, als Jus had. En de shock die dat teweeg had gebracht.
Ik kan me voorstellen dat in de afgelopen weken je vader zich ook vaak heeft afgevraagd, waarom? Waarom overleefde hij als 17-jarige wel, en Jus niet, en waarom overleefde hij nu wéér, en anderen niet. Een antwoord op die vraag krijgen we niet, maar dat de wond bij je vader weer pijn deed, mag duidelijk zijn.
Mijn vader heeft heel veel nagedacht tijdens die weken in quarantaine en er is veel oud zeer naar boven gekomen. Ik ben blij dat hij daar nu over praat.
VerwijderenOver die verzorgende had hij het wel vaker gehad, maar blijkbaar is er het afgelopen jaar toch meer voorgevallen dan hij verteld heeft. Ik vraag me ook af of het alleen bij hem is, of dat ze ook tegen andere bewoners zo vervelend doet. Hopelijk wordt het goed onderzocht.
Wat een indrukwekkend verhaal. Verschrikkelijk wat je vader mee heeft moeten maken als jonge jongen en als opa. Toch fijn dat hij nu meer praat.
BeantwoordenVerwijderenEr is hem hulp van een psycholoog aangeboden en hij zei me dat dit voor hem niet hoefde. Nu las ik in de rapportage van de verzorging dat hij dit toch wel wil. Die drie weken quarantaine hebben er behoorlijk bij hem ingehakt en ik hoop dat hij zijn verhaal kwijt kan bij deze professional.
Verwijderen